Veleda was een Germaanse zieneres die een rol speelde in de opstand van de Bataven in 69 n.Chr. Volgens Tacitus was ze ‘een maagd uit de stam van de Bructeri die grote macht bezat, naar het gebruik bij de Germanen om vele vrouwen voor zieneressen, in extreme gevallen van bijgeloof zelfs voor godinnen te houden. Het aanzien van Veleda steeg toentertijd zeer, want zij had het succes van de Germanen en de nederlaag van de legioenen voorspeld’. Toen de Bataven Keulen bedreigden, riepen de inwoners van die stad Civilis en Veleda aan als scheidrechters: ‘Gezanten werden met verschillende geschenken aan Civilis en Veleda gestuurd en handelden alles af naar de zin van de Keulenaren; het was hun echter niet toegestaan voor Veleda zelf te verschijnen en met haar te spreken. Men verbood hun haar te zien om zo meer eerbied in te boezemen. Ze woonde in een hoge toren en een door haar daarvoor uitgekozen familielid bracht de vragen en antwoorden over als (ware hij de) boodschapper van een godin.’ In 70 kaapten de Germanen het vlaggenschip van de Romeinse Rijnvloot en sleepten het schip de Lippe op om het aan Veleda te schenken. De Romeinse commandant Petilius Cerialis kende blijkbaar de macht van Veleda en probeerde haar zelfs over te halen de Romeinen van dienst te zijn, waarbij hij Civilis en de Bataven gratie beloofde. Veleda is het bekendste voorbeeld van een zieneres bij de Germanen. Vrouwen komen herhaaldelijk in die functie voor. Tacitus vermeldt in hoofdstuk 8 van zijn Germania: ‘In de ogen van de Germanen bezitten vrouwen een zekere heiligheid en de gave van de profetie en daarom letten ze op hun raadgevingen. Zo hebben wij onder de regering van de goddelijk vereerde Vespasianus zelf beleefd, hoe Veleda lange tijd door zeer veel Germanen als een goddelijk wezen werd geëerd. Maar al in de grijze oertijd hebben de Germanen Albruna en verscheidene andere vrouwen vereerd, maar niet uit vleierij en zonder dat ze ze als het ware eerst tot godinnen maakten.’