Blog
Geplaatst op maandag 01 november 2010 @ 10:29 door Calamandja , 754 keer bekeken
Overladen expo ‘Van Eyck tot Dürer’ in Brugge toont invloed Vlaamse Primitieven op kunstontwikkeling in Midden-Europa.
Zes eeuwen geleden had de Vlaamse schilderkunst een uitzonderlijk grote invloed op de kunst die in Midden-Europa werd gemaakt. Dat is de gedurfde stelling van de tentoonstelling ‘Van Eyck tot Dürer’ die vandaag opengaat in het Groeningemuseum in Brugge.
Met de Vlaamse schilderkunst van de 15de eeuw wordt de kunst van de Vlaamse Primitieven bedoeld, een groep kunstschilders die voornamelijk werkzaam waren in Brugge, Gent, Brussel en Leuven. Tot de belangrijkste vertegenwoordigers van die school behoorden Jan van Eyck, Rogier van der Weyden en Hans Memling.
Zoals in de Brugse tentoonstelling prima te zien is, wordt de stijl van de Vlaamse Primitieven gekenmerkt door een levendige, verfijnde en gedetailleerde schildertechniek. Door het gebruik van transparante verflagen lichten de Vlaamse schilderijen uit die tijd als het ware op, ze stralen. De zichtbare wereld wordt er op een vrij natuurlijke, bijna realistische wijze afgebeeld. Maar het bleef kunst voor de rijken om op een stichtelijke wijze te imponeren.
De manier van werken van de Vlaamse Primitieven blijkt al snel een grote indruk te hebben gemaakt in Midden-Europa, vooral in Duitsland, maar ook in Oostenrijk en Polen. De Vlaamse stijl had er zelfs meer invloed dan de renaissance, de stijl die in Florence en andere Noord-Italiaanse steden ongeveer in dezelfde tijd uitgevonden werd.
Albrecht Dürer (1471 - 1528)
Uitstraling
De tentoonstelling ‘Van Eyck tot Dürer’ omvat niet minder dan 300 bruiklenen: schilderijen, miniaturen, tekeningen, gravures en enkele beeldhouwwerken. De werken zijn afkomstig uit diverse musea en privéverzamelingen in Europa en de VS. De tentoonstellingsmaker, Till-Holger Borchert, die tevens conservator van het Groeningemuseum is, heeft in Brugge de meest recente kunsthistorische bevindingen tot in de details gevisualiseerd.
Volgens Till-Holger Borchert heeft de uitstraling van de Vlaamse Primitieven in Midden-Europa met verscheidene factoren te maken. Opvallend daarbij is dat de cultuur in het voetspoor van de economie liep. Vanaf de late 13de eeuw waren er al handelsrelaties tussen de commerciële centra van de Nederlanden en de grote steden in Duitsland en in Noord- en Oost-Europa. In de daaropvolgende twee eeuwen zou die handel alleen maar toenemen, incluis de kunsthandel. Rijke buitenlandse opdrachtgevers bestelden religieuze schilderijen in Vlaanderen, onder meer bij Rogier van der Weyden en Hans Memling. Het ging vaak om altaarstukken die een opmerkelijk grote en blijvende invloed hadden op de lokale kunstenaars.
Nog een ander aspect bevorderde de bekendmaking van de Vlaamse schilderkunst. In het eerste kwart van de 15de eeuw ontwikkelde zich in Duitsland de prentkunst, met vooral de houtsnede en de kopergravure. Sommige kunstenaars uit Midden-Europa die de prentkunst beheersten, kwamen naar Vlaanderen om te leren. Een voorbeeld daarvan is Martin Schongauer (1450-1491) die in Vlaanderen heeft gewerkt en, eens terug in Duitsland, met zijn fel bewonderde gravures de Vlaamse stijl promootte. Zijn prenten waren in grote mate gebaseerd op het werk van Rogier van der Weyden. Later, in 1521, zou ook Albrecht Dürer (1471-1528), de belangrijkste en invloedrijkste kunstenaar van Noord-Europa, een reis naar Vlaanderen maken. Vanuit Antwerpen ondernam hij diverse tochten naar Brugge, Gent, Brussel en Mechelen. In zijn prenten maakte Dürer veelvuldig gebruik van aspecten van de Vlaamse kunst.
De Walrus, tekening van Dürer
Assimilatie
Ook andere buitenlandse kunstenaars die in de Zuidelijke Nederlanden opgeleid werden, vormden een belangrijke schakel in de bekendmaking van het werk van de Vlaamse Primitieven. In Brugge worden onder meer modeltekeningen getoond, die voorheen aan Vlaamse kunstenaars werden toegeschreven, maar die werkstukken blijken te zijn van rondreizende Duitse kunstenaars.
Hoe dan ook, de kunstzinnige en technische vernieuwingen van de Vlaamse kunst verspreidden zich razendsnel in Midden-Europa. De Vlaamse kunst werd er als een ‘ars nova’ gezien en ontketende er vanaf 1430 een ware artistieke revolutie. Het ging echter niet om een letterlijke, mechanische overname, maar om een assimilatie, een kruisbestuiving tussen de Vlaamse en lokale kunst. Soms werden motieven en patronen overgenomen, soms geheel of gedeeltelijk herschikt. Er werden steeds nieuwe combinaties gemaakt zonder dat de eigen traditie overboord werd gegooid. Tot de baanbrekende vernieuwingen die de Vlaamse kunst te bieden had, behoorde de weergave van licht en schaduw. Hoe moeilijk dat te evenaren was, blijkt uit bijna alle werken afkomstig van kunstenaars uit Midden-Europa. De Vlamingen bleven beter.
Core business
Al de genoemde aspecten worden in Brugge uitgebreid getoond. De tentoonstelling is van zo’n bourgondische overdaad dat de bezoeker erin verdwaalt. Er is gewoon te veel aan artistieke rijkdom en verscheidenheid te zien. Anders gezegd, de tentoonstelling volgt de wetenschap te dicht op de voet.
Maar ze ademt wel de geest uit van de 15de eeuw, toen in Brugge de economie en de kunstproductie nauw met elkaar verbonden waren. Brugge weet ook vandaag als geen enkele andere Vlaamse stad zijn cultureel patrimonium te gebruiken om toeristen te lokken en de lokale economie te stimuleren. Jaarlijks trekken de Brugse musea 800.000 bezoekers aan. De Brugse burgemeester, Patrick Moenaert, vindt dan ook dat cultuur en toerisme de core business van zijn stad zijn. Toegegeven, dat gebeurt met klasse.
Van Eyck tot Dürer’,
Groeningemuseum,
Dijver 12, 8000 Brugge.
Tot 30 januari. Elke dag open, behalve op maandag. www.bruggecentraal.be
Bron: Bert Popelier, De TIJD (www.tijd.be), 29 oktober 2010.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te mogen plaatsen. Klik hier om in te loggen.
Reacties
Er zijn nog geen reacties geplaatst.