Blogposts

Blog

Geplaatst op vrijdag 01 november 2013 @ 02:51 door Calamandja , 746 keer bekeken

Eerherstel voor Michile Coxci…

Museum M heeft kosten noch moeite gespaard om de vergeten schilder Michiel Coxcie in ere te herstellen. Van 31 oktober 2013 tot 23 februari 2014 kunt u in Leuven terecht voor de allereerste overzichtstentoonstelling over één van de meest invloedrijke schilders in de Nederlanden van de zestiende eeuw.

LAM GODS - MADE IN LEUVEN

Een van de hoogtepunten van de expo rond Michiel Coxcie in Leuven is zonder twijfel de komst van de oudste kopie van het Lam Gods.

JOSEPH VAN DER VEKEN KOPIEERT RECHTVAARDIGE RECHTERS

Regine Clauwaert interviewt Joseph Van der Veken. Hij kopieerde in de jaren veertig de Rechtvaardige Rechters. Hij deed dat op basis van een kopie uit de 16de eeuw van Michiel Coxcie. Om het onderscheid te maken met het origineel gaf Van der Veken één van de rechters het gezicht van koning Leopold III. (Zoeklicht, 30 december 1963)

Michiel Coxcie is bij leven een succesvol en gerespecteerd schilder. Niet voor niets is hij rijkelijk vertegenwoordigd in de privécollectie van keizer Karel V. De tien jaar die hij in Italië doorbrengt zijn van groot belang voor de evolutie van de schilderkunst in de Nederlanden. Hij komt er uitgebreid in contact met het werk van meesters als Leonardo da Vinci, Michelangelo en Titiaan, maar ook met de restanten van de antieke oudheid.

Eens terug in het noorden wordt Coxcie een echte missionaris van de renaissancekunst en een brugfiguur tussen de Italiaanse en Nederlandse stijl. Als schilder aan het Habsburgse hof en overtuigd katholiek is hij een van de meest gereputeerde kunstenaars van zijn tijd. Na zijn dood in 1592 deemstert zijn reputatie weg en wordt hij door toedoen van Karel Van Mander, dé kunstenaarsbiograaf, en zijn eigen minderwaardige atelierproductie op het einde van zijn leven, tot een ongeïnspireerde adept van Rafaël gedegradeerd.

Museum M tracht nu met de nieuwe tentoonstelling ‘Michiel Coxcie, de Vlaamse Rafaël’ dat beeld bij te stellen. De gemiddelde bezoeker zal het misschien niet beseffen, maar aan deze monografische expo - de allereerste die aan Michiel Coxcie gewijd is - gaat een lange voorbereiding en studie vooraf. Het wetenschappelijk onderzoek, de contacten met andere musea en privéverzamelaars, het transport, peperdure verzekeringen, de opstelling zelf, het zijn stuk voor stuk uitdagingen die door de equipe van het museum en door curators Koenraad Jonckheere en Peter Carpreau tot een schitterend eindresultaat gebracht zijn.

De tentoonstelling is geen chronologisch overzicht van de lange carrière van de schilder - hij sterft op 93-jarige leeftijd nadat hij in het Antwerpse stadhuis van een stelling valt - maar een thematische reis door het oeuvre van deze miskende meester en de woelige tijd waarin hij actief was.

De tentoonstelling begint met een hoofdstuk over zijn verblijf in Italië, tien jaar die zijn verdere carrière blijvend beïnvloed hebben. Waar zijn tijdgenoten slechts voor kortere tijd de Alpen oversteken, is Coxcie de eerste die zich er bijna permanent vestigt. ‘De grot van Plato’, een van zijn werken uit die Italiaanse jaren dat nu in Leuven te zien is, kan beschouwd worden als het artistiek manifest van de kunstenaar.

De compositie en de houdingen van de figuren verwijzen naar zijn voorbeelden, de antieken en tijdsgenoten uit Rome. Zo kan men de Torso Belvedère herkennen, de zuil van Trajanus of het beeld van de Gevallen Galliër. Hij citeert ook gretig poses van Michelangelo, zoals hij die had gezien in de tekening van De Slag bij Cascina of het beeld van de Rebellerende slaaf. Coxcie etaleert met dit schilderij zijn kennis van de klassiekers en de klassieke filosofie.

Verder wordt de rol van Coxcie benadrukt als de grote voorvechter van het renaissance-ideaal. Hierbij wordt het belang onderstreept van de prentkunst. In de reeks ‘Amor en Psyche’, waarvan het ontwerp oorspronkelijk aan Rafaël toegeschreven werd - wat de kwaliteiten van Coxcie nog maar eens benadrukt - brengt hij zijn belangrijkste invloeden - de antieke mythologie en de voorbeelden van Rafaël en Michelangelo op overtuigende wijze samen. Door de grote oplage van deze prenten zijn zij van grote invloed op zijn tijdgenoten.

Zoals een aantal van zijn collega’s is Coxcie ook actief als ontwerper voor glasramen en wandtapijten. Vooral deze laatste zijn een echt prestigeproduct voor de allerrijksten.

Het volgende hoofdstuk belicht Coxcie als de meester van de contrareformatie. In de strijd tussen het calvinistische noorden en het katholieke zuiden kiest de schilder resoluut voor de Habsburgers. Op het ‘Sint-Joris triptiek van de Jonge Voetboog’ beeldt hij zichzelf uit als de heilige die net de draak heeft verslagen. In vol ornaat met de generaalssjerp identificeert hij zich met de gevreesde en beruchte hertog Alva. We zien een man die de toeschouwer zelfzeker aankijkt, zich ten volle bewust van zijn rol als verdediger van het “ware geloof”.

In de laatste zaal krijgt de bezoeker een schouwspel van formaat voorgeschoteld. Hier wordt voor het eerst de oudste volledige kopie van het Lam Gods van de gebroeders Van Eyck opnieuw samengebracht. De ontstaansgeschiedenis van dit werk leest als een geschiedenisboek. Als Filips II er niet in slaagt om het originele werk van de kerkfabriek in Gent te kopen, geeft hij Michiel Coxcie de opdracht een getrouwe kopie te vervaardigen. Er wordt een atelier voor de schilder in de Sint-Baafskerk geïnstalleerd waar Coxcie twee jaar aan de slag gaat. De zelfzekerheid van de schilder is dermate groot dat hij zich waar nodig - in zijn ogen - het origineel verbetert. Er wordt zelfs beweerd dat Coxcie niet enkel op zijn kopie verbeteringen aanbrengt maar ook het veelluik van de gebroeders Van Eyck onder handen neemt. Op het paneel van de Ridders slaagt Coxcie er in om zijn zelfportret in het schilderij te smokkelen. Ditmaal beeldt hij zichzelf af met een lauwerkrans, als een keizer te paard. De man had blijkbaar geen gebrek aan lef en eigendunk.
De panelen komen uiteindelijk terecht in Spanje waar ze in de achttiende eeuw door de Fransen worden meegenomen als oorlogsbuit. Nog later komen ze op de kunstmarkt terecht en geraken ze over heel Europa verspreid. De tentoonstelling in Leuven is dus een unieke gelegenheid om het Lam Gods - of toch een hele goede kopie - van heel dicht te bestuderen, voor het grootste gedeelte zonder beschermend glas.

[ 'Michiel Coxcie, de Vlaamse Rafaël' in Museum M in Leuven van 31 oktober 2013 tot 23 februari 2014 ]



Reacties

Er zijn nog geen reacties geplaatst.

Plaats een reactie

Je moet ingelogd zijn om een reactie te mogen plaatsen. Klik hier om in te loggen.